Na zijn studie in Leuven en na nog twee jaar studeren in Leiden keerde Jan Ingenhousz in 1755 terug naar Breda om hetgeen hij geleerd had in de praktijk te gaan brengen. Een paar huizen verderop van zijn vader en broer begon hij een praktijk. Hij werd wat wij nu kennen als huisarts. Binnen afzienbare tijd werd de praktijk druk bezocht. Zo druk dat het eigenlijk teveel werk werd voor één man. Er bleef ook nauwelijks tijd over om bezig te zijn met het verdiepen van zijn vakkennis. Toen in 1764 zijn vader overleed besloot hij het roer om te gooien. Zijn plan was om een reis te maken door Engeland, Frankrijk, Italië en Duitsland en op deze manier zijn kennis en ervaring te verbreden.
Op uitnodiging van de Schotse arts dr. Pringle vertrok Jan Ingenhousz eerst naar Londen. Deze dr. Pringle was in die tijd hofarts aan het Britse hof en hij was lid van een prestigieuze vereniging waar de intellectuele elite regelmatig samen kwam, genaamd 'The Royal Society'. Londen was destijds de grootste stad van Europa met zo'n 650.000 inwoners. Het was er chaotisch, druk en vies waardoor besmettelijke ziekten makkelijk en snel om zich heen konden grijpen.
In de 18e eeuw gold in de Londense maatschappij een strikte hierarchie met het koningshuis aan de absolute top en daaronder aristrocraten en een elite van intellectuelen. Macht, privileges en stijgen op de maatschappelijke ladder vond plaats via onderlinge aanbevelingen. Hoe hoger je status, des te groter de kans dat familie en vrienden hier ook een graantje van konden mee pikken. Jan Ingenhous profiteerde op deze manier van de kennissen en contacten van dr. Pringle die regelmatig bij hem thuis uitnodigd werden voor avondjes gevuld met gesprekken over politiek, religie, theater, literatuur, geneeskunde, geschiedenis, architectuur, reizen en wetenschap.